Website van de wijkvereniging Vonderkwartier Eindhoven

Vonderportret april 2021

De Portobello is een herkenningspunt in onze wijk, het abstracte beeld op de Frederika van Pruisenweg. Het Vonderportret van april neemt je mee naar de maker van dit beeld. Geen wijkbewoner deze keer, maar wel een oude bekende!

Wie ben je?

Mijn naam is Teo Baehler, samen met Els woon ik inmiddels aan de Dommelhoefstraat. Ik verblijf sinds 1984 in Nederland, in Eindhoven. Van origine ben ik Zwitser. Zwitserland heeft vier taalgebieden, ik kom uit Ascona een dorp gelegen in het Italiaans sprekende Cantone Ticino aan de  zuidzijde van de Alpen. Ik ben bi-cultureel opgevoed, mijn ouders komen uit Duits-Zwitserland met als basis de Germaanse cultuur: streng, met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en hard werken. Opgroeien deden wij dus in het Latijns georiënteerd Ticino, waar de cultuur los en ontspannen is, laten we zeggen op zijn Italiaans. Een groot deel van mijn leven heb ik met die dualiteit gestoeid. In de laatste jaren heb ik gemerkt dat die dualiteit met ook helpt, het leidt tot totaal verschillende kunstzinnige werken. Ik maak beelden met diverse materialen en vormen en tevens stop motion filmpjes, die dualiteit is nu mijn kracht, zie www.teobaehler.com.

Ik woonde een tijd aan de Gagelstraat en Els, mijn partner, aan de Anna van Engelandstraat. Jarenlang liep ik dagelijks dwars door het Vonderkwartier. Ik vind het een plezierige wijk met prettige bebouwing, niet te hoog en opdringerig. Een van de bijzondere plekken is het park aan de Frederika van Pruisenweg. Het heeft een unieke vorm, je zou denken dat er vroeger een gracht gelegen heeft, door het lange en smalle profiel. Die vorm heft voordelen en nadelen op ruimtelijk gebied. Voordeel is dat het een groene oase is tussen de bebouwing waar je kunt verpozen. Groene ruimtes daar doe je en laat je wat je wilt. Het is wel allemaal heel overzichtelijk en daardoor wat eentonig en voorspelbaar, dat vind ik een nadeel.

Wat doe je?

Ik ben architect. In Eindhoven hebben we niet veel gebouwd, woningen in Tongelre langs het spoor, in Woensel Noord een bedrijf, een kantoor op het Stork terrein en nog wat verbouwingen. Daarnaast ben ik beeldend kunstenaar. Ik ben bezig met een project waarbij ik beelden in klei maak, daarvan laat ik een contramal maken waarin ik het beeld giet. Het materiaal van die beelden zie je niet meer, want ik doe er een ‘zondagsjasje’ overheen. Eén van de beelden heeft een kinderjasje: het lijkt op de confettidip die je op een softijsje kunt krijgen.

Ik experimenteer veel met werken in epoxy, een hars waaraan je verschillende materialen kan toevoegen. Ik wil abstracte beelden maken waarin mensen ook wel iets uit hun dagelijks leven kunnen herkennen. Bij een volledig abstract beeld lopen mensen langs, ze kijken en het bevalt of het bevalt niet. Ik wil dat mensen er iets in herkennen, maar niet direct, het is namelijk deels geabstraheerd. Ik hoop dat mensen door goed te kijken en de herkenning meer in gesprek raken met elkaar, praten over wat het zou kunnen zijn en op die manier ook over hun dagelijks leven.

Waar kan de buurt je van kennen?

Ik ben de maker van het kunstwerk op de Frederika van Pruisenweg. Mijn partner Els kreeg op een gegeven moment een briefje in de bus; een werkgroep wilde aan de slag met kunst in de wijk. Ze vroeg me of dat niet wat voor mij was en ik besloot een idee in te dienen. De eerste prijs ging naar iemand die een voorstel met een stoeptegel had ingediend. Dit project zorgde voor een maatschappelijke dynamiek, het werd samen met kinderen uitgevoerd, een terechte winnaar!

Even later kregen we bericht dat mijn indiening ook in de smaak gevallen was. Ze wilden een tweede werk, zo kwam ik in contact met Freek van de wijkvereniging. Het was geen betaalde opdracht, het kostte eigenlijk alleen maar geld, maar ik wilde het heel graag doen. Ik vond dat er in de groene oase iets mocht gebeuren, iets onverwachts en opvallends op die lange saaie strook. Daar komt ook de naam Portobello vandaan; een portobello is een grote paddenstoel, je loopt er niet zomaar langs. In het gebied waar ik vandaan kom, tussen de uitvloeiers van de zuidelijke Alpen op de overgang tussen bergen naar heuvels, worden jaarlijks paddenstoelen geraapt in september en oktober. Dat deed ik dus als kind. Daar is het inmiddels een traditie, vroeger was het noodzaak omdat het een arm gebied was.

Tijdens de onthulling van Portobello schrok ik nogal van het effect wat het beeld op kinderen had: ze renden eropaf, klommen erop en speelden ermee. Ik was me er niet van bewust dat het zo’n uitnodigend vorm was om op te zitten en te klimmen, maar dit heeft er wel voor gezorgd dat het beeld omarmd is door de buurt. Ik vind het dan ook prettig dat het beeld niet elitair is en door de buurtbewoners “gebruikt” word.